Zoeken in KBvG.nl

kbvg-emblem
Inloggen
kbvg-emblem
Heeft u schulden? Ga naar
16 jun 2021
ECLI:NL:GHSHE:2021:1320

Bekrachtiging verlenging termijn schuldsaneringsregeling ex artikel 349a Fw met een periode van 6 maanden.

BRONrechtspraak.nl
16 jun 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:4690

Huur bedrijfsruimte. Verhuurder heeft de huurovereenkomst niet rechtsgeldig opgezegd. Dat betekent dat de huurovereenkomst voortduurt en huurder niet hoeft te ontruimen. Omdat verhuurder de onderhoudsverplichtingen waartoe hij door het hof is veroordeeld niet nakomt is hij dwangsommen aan huurder verschuldigd. Huurder mag deze dwangsommen verrekenen met de huur. Het beroep van huurder op opschorting gaat echter niet op omdat huurder daarvoor te weinig onderbouwing heeft gegeven.

BRONrechtspraak.nl
16 jun 2021
ECLI:NL:RBAMS:2021:2154

Buitengerechtelijke ontbinding huurovereenkomst na sluiting door Burgemeester proportioneel.

BRONrechtspraak.nl
16 jun 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:4121

Huurrecht. Kort geding. Verhuurder heeft bedrijfsruimte/woning opnieuw verhuurd, terwijl overeenkomst met eerste huurder niet is geëindigd. Niet is komen vast te staan dat de opzegging huurder heeft bereikt. Onvoldoende zeker dat in bodemzaak overeenkomst wordt ontbonden.

BRONrechtspraak.nl
16 jun 2021
ECLI:NL:RBOVE:2021:2378

Executiegeschil in huurzaak. Herstel gebreken. Dwangsommen verbeurd?

BRONrechtspraak.nl
16 jun 2021
ECLI:NL:RBAMS:2021:2705

Wijzigen gerechtelijk bewaarder ex artikel 856 lid 3 Rv.

BRONrechtspraak.nl
16 jun 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:5347

Kort geding. Executiegeschil tot opheffing/vernietiging derdenbeslag. Te late overbetekering 475i Rv, maar opheffing beslag geen passende sanctie. Geen misbruik van executiebevoegdheid. Verstekvonnis in kracht van gewijsde 144 sub b Rv.

BRONrechtspraak.nl
09 jun 2021
ECLI:NL:RBAMS:2021:2950

Beslagvrije voet. Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. Verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule van artikel 475fa Rv. Afgewezen.

BRONde Rechtspraak.nl
08 jun 2021
ECLI:NL:RBMNE:2021:2366

De kamer van koophandel heeft met een aantal grootafnemers van haar gegevens langlopende contracten. Zij heeft die opgezegd, omdat zij met die afnemers nieuwe contracten, met een andere inhoud, wil sluiten. Zo wil zij overeenkomen dat die afnemers de afgenomen gegevens uit haar handelsregister niet meer mogen doorgeven aan hun eigen klanten. Ook wil zij die afnemers, die de afgenomen gegevens wel tot een ander informatieproduct mogen verwerken (‘hergebruiken’ in de zin van de Europese regelgeving rond het gebruik van overheidsinformatie), bepaalde voorwaarden opleggen en aan controlemogelijkheden door de kamer van koophandel binden. De kamer van koophandel stelt dat te mogen omdat zij databankenrecht op haar handelsregister heeft. De afnemers hebben daar bezwaar tegen omdat zij vinden dat de kamer van koophandel dat databankenrecht niet heeft en omdat zij ingaat tegen de Europese regelgeving rond het gebruik van overheidsinformatie. Zij hebben een zogenaamde bodemprocedure gestart bij de rechtbank Midden-Nederland. Daarnaast vorderen zij in kort geding dat de oude situatie gehandhaafd blijft tot de rechter in die bodemprocedure op hun bezwaren heeft beslist. Ook vorderen zij in dit kort geding dat een pilot van de kamer van koophandel, waarbij een klein aantal (andere) afnemers een signalering ontvangt van wijzigingen in het handelsregister, wordt gestopt of dat zij zelf ook aan die pilot mogen deelnemen. De rechter in het kort geding wijst die laatste eis af, omdat de kwestie van de pilot te ingrijpend is om in kort geding te beslissen. Wel veroordeelt hij de kamer van koophandel om te wachten met het invoeren van de nieuwe overeenkomsten tot de rechter in de bodemprocedure heeft beslist. De grootafnemers van de kamer van koophandel hebben er recht op dat dat oordeel wordt afgewacht en dat de kamer van koophandel niet tussentijds die afnemers van haar dienstverlening afsluit.

BRONde Rechtspraak.nl
08 jun 2021
ECLI:NL:RBNHO:2019:11475

Vordering tot terugbetaling van een geldlening uit 2012 tegen gedaagden 1 en 2. Gedaagden 1 en 2 worden opgedragen bewijs te leveren van hun stelling dat zij in 2015 met de toenmalige bestuurster van eiseres (de moeder van gedaagde 2) hebben afgesproken dat deze geldlening niet opeisbaar is tot haar overlijden. Vordering tot terugbetaling van een geldlening uit 1999 tegen gedaagde 3 is niet toewijsbaar, omdat de uitoefening van het recht van eiseres om tot opeising van de volledige geldlening over te gaan, zonder gedaagde 3 in de gelegenheid te stellen de betaling van de aflossingstermijnen te hervatten, in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Vordering tegen gedaagde 4 is evenmin toewijsbaar, omdat de door eiseres gestelde rekening courantverhouding onvoldoende is gebleken. De vermelding daarvan in de eigen jaarrekeningen van eiseres is daarvoor onvoldoende.

BRONde Rechtspraak.nl
schuldenwijzer
Heeft u schulden?

Schuldenwijzer is een platform dat mensen met schulden een eenvoudig, beveiligd en online inzicht geeft van de eigen schulden en daarbij horende informatie.

Inloggen